Welkom op de pagina wetenschap!

Recentelijk is mr. Jacqueline Zuidweg een samenwerking aangegaan met Professor Dr. mr. Jan Adriaanse van de Universiteit Leiden die samen met zijn collega’s Jennifer van Kesteren BSc. en Dr. Mark Dechesne onderzoek doen naar de psychologische, sociale, professionele en financiële gevolgen van faillissement. Vanuit hier wordt gekeken hoe de leerervaring optimaal gebruikt kan worden om een succesvolle toekomst te verzekeren. Met als doel het stigma rondom falen te doorbreken en herstel en re-integratie van failliete ondernemers te ondersteunen. Klik hier voor meer informatie over dit onderzoek.

Op deze pagina zullen regelmatig, omtrent dit onderwerp, interessante inzichten vanuit de wetenschap verschijnen.

Het hardnekkige taboe op bedrijfsfalen

Column door: prof. dr. Josette Dijkhuizen
December ’15 

De stigmatisering op bedrijfsfalen is erg hardnekkig in Nederland, maar komt vooral voor bij grotere faillissementen. Indien ondernemers toch een tweede kans willen creëren dan zijn individuele bankiers de poortwachters voor kapitaal.

Voor de meerderheid van ondernemers betekent een faillissement het einde van de ondernemerscarrière. Een van de voornaamste redenen is de terughoudendheid van banken om kapitaal te verstrekken aan ondernemers die eerder failliet zijn gegaan en die zich weer willen storten in een nieuw bedrijf. De geldverstrekkers zien het bedrijfsfalen als een signaal van onvermogen of wangedrag van de ondernemer en dus een grote risicofactor. Deze antipathie is te begrijpen vanuit risicomanagement, maar een gemiste kans voor de banken. Wetenschappelijk onderzoek toont namelijk aan dat vijf procent van alle ondernemers ergens in hun loopbaan te maken krijgt met een faillissement. Echter, de overlevingskans voor een ‘herboren’ ondernemer – een zogeheten herstarter – is aanzienlijk hoger in vergelijking met een beginnend ondernemer.

Het goede nieuws is dat veel banken deze informatie ook (her)kennen en de aanvragen van herstarters niet direct afwijzen, maar steeds meer overlaten aan de persoonlijke verantwoordelijkheid van bankiers. De individuele bankier zal dus een oordeel moeten vellen over een kredietaanvraag van een ondernemer die bij een eerder avontuur toch de deuren heeft moeten sluiten. Onderzoek in 2007 bij een grote Nederlandse bank, dus voor de ineenstorting van het financiële systeem, toont aan dat bankiers met een meer ondernemende houding, eerder een kredietaanvraag van een herstarter overwegen. Dit wil nog niet zeggen dat ze ook daadwerkelijk
overgaan tot een lening, maar hun houding is wel positiever. Bovendien blijkt uit ditzelfde onderzoek dat als bankiers een faillissement zien als een leerervaring, ze meer genegen zijn om een kredietaanvraag te honoreren. Bankiers staan ook sympathiek tegenover herstarters als ze herkennen dat herstarters worden gestigmatiseerd. Ze zijn dan meer genegen om de kredietaanvraag te overwegen.

Het hiervoor vermelde onderzoek is overigens uitgevoerd in Nederland en het is belangrijk te bedenken dat de stigmatisering hier hoger is dan bijvoorbeeld in Noord Amerika. Deze stigmatisering is over het algemeen minder hoog dan we in dagelijkse gesprekken pretenderen, maar neemt wel toe in de jaren met veel faillissementen en in de maanden na een prominent faillissement, zoals in 2009 met de DSB Bank. Een grote veroorzaker van dit verhoogde stigma is de media die vooral bij het faillissement van een grote organisatie de ondernemer afschildert als een schurk die verantwoordelijk is voor het bedrijfsfalen en meer oog heeft voor zijn eigen positie. Ondernemers met kleinere bedrijven daarentegen die failliet gaan, worden geportretteerd als slachtoffers van het systeem. Hen treft geen blaam. Het taboe weerhoudt ondernemers wel van het opzetten van een nieuw bedrijf. Het is dus tijd voor de weergave van succesverhalen van herstarters, niet alleen van leuke start-ups. We kunnen er niet alleen veel van leren maar ook de herstarter meer waarderen…

Deze column is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van:

-Metzger, G, & Niefert, M. (2006). Restart-performance and the returns of previous self-employment. Discussion Papers on Entrepreneurship, Growth and Public Policy (1806), 2006–2018.
-Stam, E., Audretsch, D., & Meijaard, J. (2005). Entrepreneurial intentions subsequent to firm exit discussion papers on entrepreneurship, growth and public policy. Jena: Max Planck Institute.
-Wakkee, I., & Sleebos, E. (2015). Giving second chances: the impact of personal attitudes of bankers on their willingness to provide credit to renascent entrepreneurs. International Entrepreneurship and Management Journal, DOI 10.1007/s11365-014-0300-0
-Wakkee, I.A.M, & Danskin Englis, P. (2015). The stigmatization of bankrupt entrepreneurs in Dutch newspapers. Journal of Small Business & Entrepreneurship, DOI: 10.1080/08276331.2015.1017869.

Waarom ondernemers een tweede kans geven?

Column door: Jennifer van Kesteren BSc.
November ’15

Er zijn talloze initiatieven om nieuwe ondernemers een vliegende start te geven. Startups zijn “hot and happening” en investeerders staan in de rij in de hoop op een gouden ei, maar als een “gefaalde” ondernemer opnieuw wilt beginnen dan ligt het aan de attitudes van de bankier of je opnieuw krediet kan krijgen (Wakkee & Sleebos, 2008). De ondernemer de schuld geven voor het faillissement of opzeggen van de bedrijfsactiviteit is vandaag de dag eerder regel dan uitzondering. Men trekt snel de conclusie dat die ondernemer schijnbaar niet de kwaliteiten heeft om een goede ondernemer te zijn. Meindl, Ehrlich & Dukerich (1985) noemen dat de ‘romantiek van leidershap’, de neiging om de invloed die een leider heeft over zijn externe omgeving te overschatten. Er zijn namelijk veel meer factoren die invloed hebben op het succes en de ondergang van een onderneming en fouten maken hoort erbij en van fouten leer je. Stam, Audretsch en Meijaard (2006) beamen dat. In hun onderzoek hebben ze gevonden dat als ondernemers een tweede kans krijgen zij het beter doen dan eerste keer ondernemers. Ze maken minder fouten, groeien sneller, behalen sneller omzet en creëren sneller banen dan eerste keer ondernemers. Alsos, Kolvereid en Isaksen (2006) verklaren dit deels door de opgebouwde netwerken en middelen uit hun eerdere onderneming en omdat deze herstartende ondernemers beter kansen kunnen herkennen en ontwikkelen dan eerste keer ondernemers. Zij leggen namelijk de focus meer op probleem oplossende activiteiten als een bron voor kansen, ze vinden het leuker om kansen te ontdekken en ze realiseren zich meer dat de ene kans vaak leidt tot een volgende kans, het zogenoemde “draaideur principe” (Ronstadt, 1988). De Europese Commissie (European commission, 2011) zegt over tweede kans ondernemers het volgende: “Ondernemers hebben specifieke vaardigheden en attitudes die niet overdraagbaar zijn. Het beleid in Europa is gericht op het produceren van nieuwe ondernemers en niet zozeer op de noodzaak om de voorraad van ondernemers te behouden. In Europa vertegenwoordigen deze ervaren ondernemers een lager percentage van de bevolking dan in de Verenigde Staten. Het behouden van deze poel van ondernemers in het systeem is zodoende van essentieel belang.”

Referenties

-Alsos, G. A., Kolvereid, L., & Isaksen, E. J. (2006). New business early performance: differences between firms started by novice, serial and portfolio entrepreneurs. Published in Managing complexity and change in SMEs: frontiers in European research, USA: Edward Elgar Publishing.
European commission (2011). A second change for entrepreneurs: prevention of bankruptcy, simplification of bankruptcy procedures and support for a fresh start. Brussels: Enterprise and Industry.
-Meindl, J. R., Ehrlich, S. B., & Dukerich, J. M. (1985). The romance of leadership. Administrative Science Quarterly, 30(1), 78-102.
-Ronstadt, R. (1988). The corridor principle. Journal of business venturing, 3, 31-40.
Stam, E., Audretsch, D., & Meijaard, J. (2008). Renascent entrepreneurship. Journal of evolutionary economics, 18(3), 493-507.
-Wakkee, I., & Sleebos, E. (2008). Giving second chances: The impact of personal attitudes of bankers on their willingness to provide credit to renascent entrepreneurs. International Entrepreneurship and Management Journal, 11(4), 719-742.